maandag 20 juni 2011

Over het woord ‘ eigenlijk’ , het verlangen en de liefde


‘Eigenlijk’; we zeggen het allemaal, meestal zonder acht te slaan op de diepere betekenis van het woord. Het woord wordt nogal eens verdacht gemaakt. Ga eens na hoe het in een conversatie kan gaan. Iemand zegt iets en de ander zegt: ‘ ja, maar eigenlijk bedoel je volgens mij iets heel anders.’ Een verdachtmaking die enigszins bestraffend kan klinken. Alsof de spreker niet integer is en betrapt wordt op het spreken vanuit een oneigenlijke laag in zichzelf. Herkenbaar?

Ik denk dat het gaat over de laag waar ons pure ‘ willen’ vandaan komt. Ons eigenlijke verlangen. En dat heeft twee kanten in zich. Een ‘ja’ kant, die is zacht, ontvankelijk, gevoelig en teder. Daar hoort de kwaliteit van ‘ samen willen zijn’ bij. En een‘ nee’ kant, die is onderscheidend, krachtig en duidelijk. Daar komt ook boosheid of agressie vandaan. Deze kant heeft de kwaliteit in zich van ‘los, en op je zelf willen staan’.

En met beide kanten van dat willen kunnen we behoorlijk worstelen; we geven er niet gemakkelijk uiting aan. We stemmen ons liever af op de vermeende verlangens van de ander om daar aan tegemoet te komen dan dat we naar de eigen verlangens luisteren.

Ooit hebben we besloten- en dat gaat allemaal onbewust of halfbewust- dat dat verlangen maar beter verstopt kan blijven met een doekje van schaamte erover. Hoe kunnen we dat begrijpen? We moeten daarvoor even terugblikken op wat er in de babytijd kan gebeuren in de interactie tussen het kind en de ouder.

Baby’s zijn onbewust, onbevangen en afhankelijk. Ze dekken niets af, noch de liefheid en zachtheid, noch boosheid of verdriet. Ze zijn nog onbegrensd in het uiten van verlangen naar voeding, aanraking, liefkozing en verzorging. Letterlijk en figuurlijk zijn zij naakt in hun wezen.

Ouders voeden kinderen op en doen dat zo goed als ze kunnen. Zij hebben zelf echter hun menselijke beperkingen; blinde vlekken en hiaten in het zelfvertrouwen. En zij zullen dus nooit alle uitingen van verlangens van de baby voor 100 % kunnen bevestigen of honoreren.

Wat gebeurt er in een babybrein op momenten van frustratie van verlangens? Er zijn vele studies en onderzoeken aan gewijd. Men is het er bijna unaniem over eens, dat in de eerste levensjaren het uiten van verlangens in het kinderbrein al vrij snel gekoppeld raakt aan angst, of aan een slecht zelfgevoel, wanneer dat verlangen niet gehoord, gespiegeld of begrijpend bevestigd wordt. Mogelijk is dat nog belangrijker dan vervulling van verlangens. Afwezigheid van spiegeling wordt ervaren als een gevoel van gemis, van leegte, van alleen staan, van afgewezen zijn. Kortom:als een ervaring van negatief- of geen contact. En als gevolg daarvan wordt het verlangen teruggetrokken uit het contact met de ouder, raakt bedekt en onbewust.

Tegelijkertijd zal elk mensenkind min of meer onbewust zijn gedrag zodanig gaan modelleren, dat die momenten van contactloosheid zoveel mogelijk kunnen worden vermeden. Dat doen we door ons gedrag af te stemmen op wat we denken dat de ander van ons wil zien. En daarmee ontstaat er een chronische disbalans tussen gerichtheid op contact met de ander en gerichtheid op contact met de innerlijke verlangens en gevoelens.


Terug naar het verlangen en het woord ‘eigenlijk’, dat zo mooi verwijst naar die diepere laag van je verlangen, naar jouw eigenheid.

‘ Maar eigenlijk zou ik……’ .Met het uitspreken van die zin kun je innerlijk ruimte maken om opnieuw in contact met jouw verlangens te komen.

Gelukkig is er een groot verschil tussen de positie die je als kind had en die je nu als volwassene hebt. Een kind leeft in kinderlijke afhankelijkheid en heeft het ook echt nodig dat zijn verlangens op enig moment gezien worden en bevestigd worden. Dat geeft zelfvertrouwen en een gezond ik-besef.

Als volwassene ben je die afhankelijke kind positie ontgroeid. Als dat verlangen door jouzelf weer gezien en erkend wordt kan er iets anders gebeuren, iets dat grootser is. Herman van Veen heeft daar een prachtig liedje over geschreven. [1]Ik citeer het tweede gedeelte van de tekst:

Helemaal

Hou me nog dichter tegen je aan
Mijn diepste verlangen wordt vervuld
Als ik zo bij je lig
In jouw nabijheid voel ik mij weer heel
Zo veel toeganklijker
Ik zou mijzelf zo graag
Aan je laten zien

Invoelbaar, hoe de zanger in contact is met zijn verlangen en hoe dat een toegankelijkheid , een voelbare zachtheid, tederheid en intimiteit genereert. En hoe prachtig als hij zingt: ‘ in jouw nabijheid voel ik mij weer heel…’.

Dat is het grote wonder, wat mij telkens weer ontroert. Naast de hiaten die je onvermijdelijk opliep in je kinderjaren, zoals we hierboven zagen, blijkt er nu iets anders te kunnen gebeuren; ik voel mij weer heel. Het verlangen zelf is vervullend en blijkt te helen. En dan komt die prachtige omdraaiing naar een ruimer perspectief: het verlangen, dat in je kindertijd gezien wilde worden, transformeert naar; ‘ ik wil mezelf zo graag laten zien’ . En daar zie ik een verwijzing naar het pure gezicht van de liefde zelf, die gevend is in zijn diepste aard. En die uiteindelijk herkend kan worden in alles. En dus ook in het verlangen. Via het woord ’ eigenlijk’ .



[1] Herman van Veen Helemaal uit: Goed voor een clown

zondag 12 juni 2011

Laat je geest zijn als een schaal

Helemaal achteraan in de tuin van mijn jeugd stond een prachtige kersenboom. In mijn herinnering bloeide die boom ieder jaar rijk en droeg overvloedig vrucht. De allerlekkerste kersen. Als klein meisje mocht ik mee helpen plukken, mijn vader zette de ladder zo neer, dat ik veilig de onderste takken kon bereiken. ‘ Alléén de onderste takken….’ In de grote zak op de voorkant van het witte schortje, wat ik over mijn jurkje droeg als ik in de tuin speelde, verzamelde ik de rijpe kersen. En dan ging ik huppelend over het tuinpad naar mijn moeder, waar ik trots de oogst inleverde. Een mooie herinnering.

Wat gaf me nou de meeste vreugde, het oogsten of het weer afgeven van de kersen? Beiden. Het oogsten en het weer weggeven van de kersen vallen eigenlijk samen in één beeld; dat van de zak op mijn schort. De schaal, waarin m’n zoete oogst een plek vond . En waaruit ik met mijn kinderhandjes de verzamelde schat trots aan mijn moeder gaf. Het was de zak op mijn schort die bepalend was voor het gevoel van geluk en trots. Die zak was als een schaal.

Ik houd van schalen. Je kunt er iets in verzamelen en er ook weer mee uitdelen. Of er iets in bewaren. Voor een schaal maakt dat allemaal niet uit. Ze verzamelt niets, verwerpt ook niets en zal nooit iets vasthouden. Vol of leeg; voor een schaal is het om het even. Wat er ook inligt en of er iets in ligt; het is zoals het is. Als een schaal al iets zou kunnen ervaren, dan moet dat wel een staat van volkomen openheid en zorgeloosheid zijn.

De schaal is een mooi symbool voor het kunnen omvatten zonder bezitsdrang.

Het is een beeld wat mij inspireert. En ik stel mij voor dat de staat van mijn geest is als een schaal. Als ik zit, kan ik die afstemming ondersteunen door mijn handen als een schaal in m’n schoot te leggen. In een gebaar van zorgeloosheid; mijn handen zullen zo moeiteloos ontvangen en moeiteloos ook weer laten gaan. Er is geen enkele zorg om wat dan ook vast te moeten houden. De menselijke reflex van grijpen, vasthouden en verwerpen, lost op.

Laat dan ook zo de staat van je geest zijn; verwelkom alles wat je gewaar bent; iedere gedachte, ieder beeld, iedere sensatie, iedere emotie en laat het rusten in de schaal van je geest. Verwelkom dan de staat van zorgeloosheid en openheid. Laat komen wat komt, laat gaan wat weer gaat. Zie alles wat in jouw geest verschijnt als kostbaar en houd nergens aan vast. Ben als een schaal.